Alpaca’s fokken? Enkele tips & advies van de
alpacadierenarts
-
01.
Wist je dat alpaca’s en lama’s 3 magen hebben?
Het spijsverteringsstelsel van deze dieren is heel apart. Hoewel ze niet tot de herkauwers behoren, herkauwen ze wel. Elke maag heeft z’n eigen functie en een evenwichtige werking ervan is van levensbelang!
Een volwassen alpaca heeft 3 magen, of beter gezegd 3 maagcompartimenten met elk een heel eigen functie. Deze compartimenten worden C1, C2 en C3 genoemd. Bij een pasgeboren veulen is C3 de belangrijkste functionele maag. Daar komt immers de melk terecht en vindt de eerste stap van de vertering plaats. Naarmate het veulen groeit en ruwvoer als gras en hooi begint te eten, gaat C1 zich geleidelijk aan ontwikkelen. Vanaf het moment dat het veulen volop vast voedsel opneemt en zich afspeent van de moeder, wordt de vertering van voedingsvezels in C1 een belangrijke stap.
C1 bevat enorme aantallen bacteriën. Deze bacteriën zijn in staat om de vezelrijke substanties van ruwvoer, zoals cellulose en hemicellulose, om te zetten in vluchtige vetzuren. Vluchtige vetzuren zijn de voornaamste energiebron voor alpaca’s met een ontwikkeld C1. De verteerbare vezels in gras en hooi worden door de bacteriën omgezet in energie. Kort gezegd vormen gras en hooi de voeding voor de bacteriën in C1. Zonder maagbacteriën kan een alpaca niet overleven.
De gezondheid en de vertering van een alpaca is volledig afhankelijk van de bacteriepopulatie in C1. Snel verteerbare suikers en zetmeel kunnen leiden tot onevenwichten in de bacteriepopulatie. Dit heeft steeds een negatieve invloed op de gezondheid van de alpaca. Een volwassen alpaca of lama neemt dagelijks 1,5-2% van het lichaamsgewicht aan voedsel op (berekend op het gehalte aan droge stof). Maximaal tot 30% van deze opname van droge stof mag bestaan uit krachtvoer en/of mineralen- en vitaminesupplement. Minimaal 70% van de opname moet dus bestaan uit vezelrijk ruwvoer zoals gras, hooi of AlpaGrass.
-
02.
Boots de zonnige Zuid-Amerikaanse hoogvlaktes na met voedingssupplementen en hou het vitamine D-gehalte op peil!
In de Andes is er een hoge UV-straling waardoor alpaca’s en lama’s veel vitamine D3 aanmaken in de huid. Hier bij ons ligt de UV-straling veel lager waardoor extra vitaminen nodig zijn voor sterke botten.
Wanneer de huid in contact kom met UV-licht, wordt vitamine D3 of Cholecalciferol aangemaakt. In de ijle lucht van het Andesgebergte is er zeer veel UV-straling aanwezig waardoor alpaca’s en lama’s van nature aangepast zijn aan hoge gehaltes aan vitamine D3. Europa ligt een pak minder hoog waardoor de UV-straling veel lager is. Daarnaast zijn er ook minder zonuren wat de natuurlijke aanmaak van vitamine D3 door de huid vermindert.
Voldoende vitamine D3 is heel erg belangrijk voor alpaca’s en lama’s. Het is een regulator van het calcium- en fosformetabolisme. Vitamine D3 regelt de opname van deze mineralen in de darm en de neerzetting ervan in de botten. Volwassen alpaca’s en lama’s hebben voldoende aan de dagelijkse orale dosering van vitamine D3 die Alpamin bevat.
Bij groeiende veulens is het anders. De twee pijnpunten zijn de verhoogde behoefte door de groei van de botten en de verminderde opname doordat jonge veulens niet altijd brokjes eten. Lees hieronder hoe je er toch voor kan voor zorgen dat een veulen niet te kampen krijgt met een tekort aan vitamine D3 of rachitis.
-
03.
Injecteer vitamine D3 bij een cria vanaf 6 à 8 weken oud, maar niet bij een pasgeboren veulen!
Vitamine D3 is een vetoplosbaar vitamine. Dit wil zeggen dat het zich opstapelt in de lichaamsvetten. Vitamine D3 is in zeer hoge gehaltes ook toxisch waardoor een teveel ervan kan leiden tot verkalking van de organen en sterfte. Een cria krijgt vitamine D mee via de colostrum van de moeder (op voorwaarde dat de moeder geen tekorten heeft), dus injecteer geen extra vitamine D3 bij een gezond pasgeboren veulen!
Problemen met een mogelijk tekort aan vitamine D3 (rachitis) beginnen zich te manifesteren wanneer de lichaamsreserves bij het groeiende veulen op geraken, meestal rond de 6 à 8 weken, en altijd in herfst of winter. De symptomen die met rachitis gepaard gaan zijn o.a. een vertraagde groei, X-benen of koehakken, stijve gang, vaak neerliggen, zachte ribben, knobbeltjes op de overgang tussen ribben en ribkraakbeen en verdikte zones rond de groeiplaten.
Om problemen met rachitis te voorkomen is de standaardregel: injecteer elk veulen dat de eerste keer een winter doormaakt met 2000 IU vitamine D3 per kg. Doe dit in oktober, december en februari. Alpaca’s met een donkere kleur, een dichte vacht en een sterke bewolling (ook op het gezicht) zijn gevoeliger voor rachitis.
-
04.
Wist je dat verschillende alpaca’s ook verschillende voedingsbehoeften hebben?
De nodige voedingsstoffen hangen af van de fysiologische fase (groei, dracht, lactatie), de leeftijd van het dier, … maar ook van de temperatuur en de seizoenen!
Een goede basis start bij de nodige mineralen en vitaminen. Die nood is bij elke alpaca of lama min of meer gelijk. De eiwit- en energiebehoefte daarentegen, is voor elk dier anders. Drachtige merries en jonge dieren zullen bijvoorbeeld veel meer eiwitten en energie nodig hebben. Daarnaast is ook de kwaliteit van het ruwvoer allesbepalend voor de extra toe te dienen hoeveelheid. Ruwweg kunnen we basisadvies geven voor verschillende diergroepen, maar onthoud dat elk dier anders is!
Basisadvies, naast ruwvoer (gras/hooi):
1) Volwassen hengst, ruin of niet-fokmerrie
Onderhoudsfase (geen aanmaak van foetus, melk of lichaamsweefsel)- Lage behoefte aan eiwit (8-9% ruw eiwit/kg droge stof)
- Lage behoefte aan energie
- Mineralen- en vitaminensupplement (Alpamin)
- Eventueel een kleine hoeveelheid krachtvoer (Alprofos), afhankelijk van het seizoen en de kwaliteit van het ruwvoer2) Merrie in de eerste helft van de dracht, niet lacterend
Matige productiefase: matige aanmaak foetusweefsels- Matige behoefte aan eiwit (10-12% ruw eiwit/kg droge stof)
- Matige behoefte aan energie
- Mineralen- en vitaminesupplement (Alpamin)
- Matige hoeveelheid krachtvoer (Alprofos)3) Merrie in de tweede helft van de dracht
Hogere productiefase: sterke aanmaak foetusweefsels- Hoge behoefte aan eiwit (12-14% ruw eiwit/kg droge stof)
- Matige behoefte aan energie
- Mineralen- en vitaminesupplement (Alpamin)
- Matige tot hoge hoeveelheid krachtvoer (Alprofos)4) Lacterende merrie + veulen aan de voet
Hoge productiefase: productie van melk- Hoge behoefte aan eiwit (12-14% ruw eiwit/kg droge stof)
- Hoge behoefte aan energie
- Mineralen- en vitaminesupplement (Alpamin)
- Hogere hoeveelheid krachtvoer (Alprofos)
- Fosfor op peil houden (FosfoBeet)
- Naargelang het seizoen bietenpulp bijvoeren: respecteer het fosforgehalte! (FosfoBeet)5) Afgespeend veulen vanaf 6 maanden tot 18 maanden
Hoge productiefase: aanmaak van lichaamsweefsels- Hoge behoefte aan eiwit (12-14% ruw eiwit/kg droge stof)
- Hoge behoefte aan energie
- Mineralen- en vitaminesupplement (Alpamin)
- Hogere hoeveelheid krachtvoer (Alprofos)
- Fosfor op peil houden (FosfoBeet)
- Naargelang het seizoen bietenpulp bijvoeren: respecteer het fosforgehalte! (FosfoBeet)Praktische tip bij het fokken van alpaca’s of lama's: deel de kudde op in groepen volgens de voedingsbehoefte.
-
05.
Hoe kan je vruchtbaarheidsproblemen detecteren?
Vruchtbaarheidsproblemen komen vaak voor bij alpaca’s. Door het gedrag van de merrie te controleren door middel van een spuugtest, krijg je een duidelijk beeld over de hormonale status en vaak - maar niet altijd - over de drachtigheidsstatus.
Alpaca’s zijn geïnduceerde ovulatoren. Dit betekent dat de eisprong plaatsvindt als gevolg van de dekking. Na de eisprong gaat het progesterongehalte in het bloed van de merrie stijgen. Het afspugen en/of afwijzen van de hengst is een goede indicatie voor een hoog bloed-progesterongehalte bij de merrie. Onderstaand spuugtest-schema is een eenvoudig hulpmiddel om het resultaat van de dekking op te volgen, maar ook om eventuele vruchtbaarheidsproblemen te kunnen categoriseren.
Dag 1: dekking
- merrie moet vlot gaan zitten voor een dekking van minimaal 10 minuten
Dag 7: spuugtest
- merrie spuugt: indicatie voor succesvolle eisprong (naar dag 14) of
- merrie gaat zitten: geen eisprong gehad (naar dag 1)
Dag 14: spuugtest
- merrie spuugt: indicatie voor succesvolle bevruchting (naar dag 21) of
- merrie gaat zitten: geen bevruchting gehad of embryo gestorven (naar dag 1)
Dag 21 en later
- met een abdominale echografie kan de dracht al dan niet worden bevestigd
Op basis van de informatie die we krijgen uit deze spuugtest, kunnen we eventuele voortplantingsproblemen toewijzen aan de eierstok (bv. inactieve ovaria, anovulatoire follikels, cysteuze follikels, persisterend corpus luteum, …), de vagina, het embryo en de baarmoeder (bv. seleniumtekort, persisterend hymen, baarmoederinfectie, …) of de hengst (slechte spermakwaliteit). Deze test helpt een alpacadierenarts bij het verder onderzoeken en behandelen van deze vruchtbaarheidsproblemen.
-
06.
Welke voedingsoorzaken zijn er voor verminderde vruchtbaarheid, vroeggeboorte, …?
Veel Europese bodems bevatten te weinig selenium voor alpaca’s. Merries en hengsten hebben selenium nodig voor een optimale vruchtbaarheid en ook pasgeboren veulens hebben er nood aan . Gelukkig kunnen tekorten bijgestuurd worden met gespecialiseerde voeding!
Tekorten aan selenium kunnen leiden tot verminderde vruchtbaarheid, embryonale sterfte, abortus, vroeggeboorte, doodgeboorte en zwakke veulens. De bodem in veel Europese regio’s bevat te weinig selenium voor alpaca’s. Daarom is het uiterst belangrijk om de orale seleniumvoorziening te optimaliseren, bijvoorbeeld door het toevoegen van Alpamin aan het rantsoen. Het is zeker niet nodig om daarnaast nog selenium toe te dienen via injectie, want een teveel aan selenium kan ook schadelijk zijn.
-
07.
Fosfor is een must voor groeiende veulens
Het fosformetabolisme van alpaca’s en lama’s is delicaat. Een correcte dosis fosfor draagt bij tot een goede botontwikkeling en zorgt ervoor dat veulens makkelijker geslachtsrijp worden!
Fosfor is een mineraal dat ruim aanwezig is in het lichaam van alle zoogdieren. Het zorgt o.a. voor stevigheid van de botten en voor een goede energiehuishouding. Alpaca’s en lama’s hebben echter een bijzonder delicaat fosformetabolisme. Onder bepaalde omstandigheden kan het fosforgehalte in het bloed zakken. Denk aan een tekort aan vitamine D, verminderde eetlust, algemene ziekte of lactatie.
Om dit fosforgehalte in het bloed te ondersteunen, is het belangrijk dat de voeding een 2:1 verhouding van calcium-fosfor bevat. Deze juiste verhouding ondersteunt de botontwikkeling, de groei en de ‘body condition’ van afgespeende veulens. Het zorgt er tevens voor dat veulens makkelijker geslachtsrijp worden en het helpt fosfordalingen bij lacterende merries te voorkomen.
Extra tip voor fokkers: beperk het gebruik van voeding die weinig fosfor bevat zoals gewone bietenpulp of luzerne.
-
08.
Waarop moet je letten bij de merrie vlak na de geboorte?
Een geboorte-check bij de merrie is aangewezen om te zien of ze het veulen op een goede manier kan grootbrengen. Een adequate melkproductie is hierbij essentieel.
Om te zien of de merrie voldoende melk produceert en in staat is om het veulen groot te brengen, moet je deze drie punten kunnen afvinken:
- Controleer de grootte en de consistentie van de uier: een goede hand vol stevig uierweefsel is perfect!
- Trek aan alle vier de spenen om de doorgang vrij te maken, de melkstroom te controleren en de melk te laten schieten
- Controleer of de nageboorte binnen de 4 uur na de geboorte in zijn geheel is afgekomen.
-
09.
Hoe doe je een cria-check?
Om te zien of een pasgeboren cria een sterke start maakt in het leven, kan je deze checklist gebruiken. Bij probleemveulens kan een alpacadierenarts vaak nog soelaas brengen.
Een pasgeboren cria moet binnen een paar uur rechtop staan en minstens proberen om te drinken bij de moeder. Elk veulen dat geen pogingen doet om rechtop te staan of om een tepel succesvol in de mond te nemen, heeft extra ondersteuning en onderzoek nodig. Oorzaken voor een slechte cria-start zijn prematuriteit, onderkoeling, zuurstoftekort bij de geboorte, aangeboren afwijkingen zoals ventriculair septum defect, atresie van de choanae, …
Een pasgeboren veulen moet gedurende de eerste 24 uur ongeveer 10% van zijn lichaamsgewicht aan biest opnemen. In realiteit is dat minimaal een halve liter. Het afweersysteem van een cria is volledig afhankelijk van de antistoffen in de biest. Vanaf 24 uur na de geboorte worden deze antistoffen niet meer door de darmwand opgenomen.
Een moeizame eerste dag betekent dus heel vaak een te lage afweer en sterfte door infectie binnen de eerste vier levensdagen. Een tekort aan antistoffen kan vanaf dag 2 enkel nog gecorrigeerd worden door het toedienen van een plasma-infuus door een dierenarts.
Stappenplan cria-check:
1. Ontsmet de navel door te dippen in jodiumtinctuur.
2. Check of het veulen binnen de 3-4 uur actief een tepel in de mond neemt.
3. Weeg het veulen als het droog is op het einde van de geboortedag. Weeg dagelijks opnieuw gedurende 3-4 dagen om de gewichtsevolutie te kennen. Een veulen kan op dag 2 gewicht verliezen maar moet vanaf dag 3 minimaal 150 gram per dag bijkomen, dus minimaal 1 kg per week.
4. Twijfel je of het veulen gedurende de eerste 24 uur voldoende biest heeft opgenomen? Laat de dierenarts op dag 2 een bloedstaal nemen ter controle van de totale hoeveelheid eiwitten en antistoffen. Indien deze te laag zijn, kan een levensreddend plasma-infuus worden gegeven. Te lage antistoffen betekent namelijk meestal dat het veulen niet kan overleven.
5. Probleemveulens kunnen worden ondersteund door het bijgeven van de fles, sondevoeding, plasma-infuus,…
-
10.
Hoe help je als alpacafokker huidproblemen te voorkomen?
Huidproblemen zijn één van de meest frustrerende onderwerpen voor dierenartsen en fokkers. Meestal liggen er verschillende oorzaken aan de basis en gelukkig zijn er ook enkele tips om problemen in de kudde zo goed mogelijk te helpen voorkomen!
Hyperkeratose en alopecie (verdikking en haarverlies) van de huid zijn een slecht begrepen probleem bij tal van alpaca’s en lama’s. Toch zijn er zeer sterke indicaties dat dit probleem multifactorieel is van oorsprong. De oorzaken die aan de basis kunnen liggen zijn schurft, allergische reactie, stress door o.a. verandering van omgeving, genetische predispositie, tekort aan mineralen, …
Vier basisregels kunnen helpen om huidproblemen in een kudde te vermijden:
- adequate voorziening van zink in de voeding;
- beperken van stress;
- voldoende weide-oppervlakte (minimaal 500 m² per alpaca);
- rekening houden met genetische predisposities bij fokkeuzes.